1992-1999 - Opgraving Havezathe Harreveld

Harreveld in de grond, de opgraving (1992-1994)

[HAR.sloop klooster]
Het internaat tijdens de sloop

Wanneer in december 1991 bekend wordt dat het oude internaat in Harreveld gesloopt zal worden om plaats te maken voor nieuwbouw is dat voor de AWL reden genoeg om contact op te nemen met de grondeigenaar. Zoals bekend heeft ergens binnen de grachten de havezate Harreveld gelegen. Veel is er al bekend over de bewoners uit de archieven en de boeken. Maar over het kasteeltje, de exacte ligging en de omvang is nagenoeg niets bekend. Al gauw wordt duidelijk datde sloop van het internaat en de geplande nieuwbouw een grote verstoring en vernietiging van hetbodemarchief tot gevolg zullen hebben. De laatste kans om ooit nog iets aan de weet te komen over de havezate doet zich nu voor. De Archeologische Werkgroep Lichtenvoorde vraagt toestemming aan de Frentrop Stichting, de grondeigenaar, voor het doen van archeologische waarnemingen voor en tijdens de bouw. De toestemming wordt verleend, evenals de toestemming van de provinciaal archeoloog.

[HAR.toren]
De fundering van de poorttoren

Op een kaart uit omstreeks 1650, gemaakt door landmeter Jan van Lindt staat het kasteeltje vrij gedetailleerd afgebeeld. Vanaf het voorterrein kan het eigenlijke kasteeltje bereikt worden via een poort. Op deze kaart bezit de poort aan de zuidelijke zijde een toren. Naar aanleiding van dit gegeven vragen we aan de aannemer om aan die kant van de al aangetroffen funderingen van de poort wat grond voor ons te verzetten. Daar zit inderdaad een rond lopend stuk muurwerk aan de poort vast: zonder twijfel de fundering van een toren! 

[HAR.put 5]
Het 'lezen' van het bodemarchief

Tijdens de sloop van het internaat is de werkgroep in de gelegenheid gesteld de gracht en eventueel muurwerk van de havezate in zes verschillende opgravingsputten te onderzoeken. Ook tijdens het uitgraven van de put voor de nieuwbouw kunnen nog vele aanvullende gegevens over de havezate worden vastgelegd.

 


Harreveld in de grond, de vondsten

De vondsten die tijdens de opgraving in Harreveld gedaan zijn, komen voor het overgrote deel uit de gracht. De gracht werd door de bewoners van de havezate kennelijk als vuilnisbak gebruikt.
Er werd vroeger niets weggegooid wat nog enigszins bruikbaar was. Het komt dan ook maar zelden voor dat er iets gevonden wordt dat onbeschadigd of ongebroken is. Wanneer dat wel het geval is, is het voorwerp meestal 'per ongeluk' in de gracht terecht gekomen.
Dit oude afval, dat in vroeger eeuwen dus als waardeloos werd beschouwd, gunt ons nu een blik in het verleden. Dat verleden wordt daardoor in letterlijke zin tastbaar.

 

[HAR.mineraalwaterkruiken]
Een aantal mineraalwaterkruiken met, in het midden, het onbekende 'MF'-stempel

Mineraalwaterkruiken zijn hoge, gedraaide kruiken voorzien van een hooggeplaatst oor, die meestal bronwater uit Duitsland bevatten.
Ook op de havezate Harreveld zijn nogal wat liters mineraalwater genuttigd. Van de grijze kruiken zijn uit de gracht maar een paar voorbeelden naar boven gekomen. Op één ervan zijn de letters "CA" aangebracht en ingeschilderd met kobaltblauw. Het zijn de initialen van Clemens August, "Fürstbischof" van Keulen en Munster in de periode van 1723 tot 1761. Vanzelfsprekend is de kruik in deze tijd vervaardigd.
Het grootste gedeelte van de gevonden mineraalwaterkruiken behoort tot het cilindrische type. De meeste hiervan zijn afkomstig uit Selters bij Weilburg in de buurt van Trier. Ook worden veel fragmenten van mineraalwaterkruiken gevonden met als blindstempel de initialen "MF". Hoewel er toch een aanzienlijk aantal van deze stempels uit de gracht tevoorschijn is gekomen, is dit stempel niet in de literatuur gevonden.
Tenslotte vinden we in put 5L de bovenkant van een mineraalwaterkruik met als stempel de klimmende leeuw van het "HERZOGTHUM ORANIEN NASSAU".

[HAR.Stadtlohn-Vreden]
Een aantal voorbeelden van vondsten afkomstig uit het Duitse Stadtlohn-Vreden

Vanwege de geringe afstand tot Harreveld is het niet verwonderlijk dat vrij veel van het gevonden steengoed uit het in Nederland vrijwel onbekende produktiecentrum Stadtlohn-Vreden stamt. Het steengoed kenmerkt zich door een gele tot lichtbruine of een grijze keur. Het grijze steengoed is gedecoreerd met kobaltblauw waardoor het te verwarren is met produkten uit het Westerwald. Vroeg 18e-eeuwse voorbeelden hiervan zijn echter zeer spaarzaam van loodglazuur voorzien terwijl de latere exemplaren opvallen door de bruine spikkels (ijzer) die zich in het glazuur bevinden.

[HAR.Ochtrup]
Veel van het roodbakkend aardewerk is afkomstig uit het Duitse Ochtrup

Veel van het in Nederland gevonden roodbakkend aardewerk is uit het Duitse Rijnland afkomstig.
Voor deze opgraving is echter het Duitse stadje Ochtrup, ten oosten van Enschede, van belang. Dit produktiecentrum van rode waar beleefde in de 18e eeuw en de eerste helft van de 19e eeuw een bloeiperiode. Het slibversierde aardewerk van deze pottenbakkers is, in vergelijking met de produkten van hun Nederrijnse collega's, wat minder verfijnd. 'Ochtruper Irdenware' werd al vanaf het begin van de 17e eeuw naar Nederland uitgevoerd. Voorbeelden uit Nederlandse bodem zijn onder andere bekend uit Arnhem, Zutphen en Zwolle. Vanwege de relatief geringe afstand tot Harreveld is het niet verwonderlijk dat een flink deel van het roodbakkend aardewerk uit Ochtrup afkomstig is.

[HAR.porcelein]
Porselein uit de Harreveldse gracht

De porseleinfabricage is eeuwenlang een goed bewaard Chinees geheim gebleven. Toen de bestanddelen eenmaal bekend waren, kon dit porselein nog niet in Europa gemaakt worden, omdat hier de grondstoffen niet voorhanden waren. Het speciale glazuur en het bakproces zorgen ervoor dat er geen verschil te zien is tussen de scherf en het glazuur. De meeste voorwerpen zijn voorzien van een kobaltblauwe decoratie.
Ook op de havezate Harreveld werd thee gedronken uit porselein dat van de andere kant van de wereld afkomstig is. Theedrinken werd erg populair aan het einde van de 17e eeuw. Er wordt trouwens beweerd dat de kommetjes ook vaak gebruikt werden voor een sterkere drank: jenever.
Er wordt over het algemeen aangenomen dat gedurende de 18e eeuw porselein door alle klassen gebruikt wordt. Of dit ook voor de Achterhoek in die tijd geldt mag betwijfeld worden, gezien het geringe percentage porselein uit de Harreveldse gracht. Uit deze periode ontbreekt het porcelein vrijwel geheel bij andere opgravingen.

[HAR.creamware]
Creamwarebord uit put 5L en het gerestaureerde servies

Uit de bovenlagen van de gracht van de havezate kwam vrij veel creamware te voorschijn. Als datering geldt de periode 1775 tot 1800 (toen werd de gracht gedempd). Het is de tijd dat dit Engelse aardewerk alleen nog weggelegd is voor de welgestelden. Opzienbarend is in dit geval het aantreffen van vier verschillende vormen van één en hetzelfde servies te noemen. Hoewel de onderdelen niet gemerkt zijn, gaat het hoogstwaarschijnlijk om Wedgwood produkten. Door deze firma wordt het tegenwoordig nog steeds in dezelfde vorm op de markt gebracht (Wedgwood Queens's Ware-Queen's Shape). Het servies stamt ongetwijfeld uit het bezit van de freule Van Dorth, die in die periode de havezate bewoonde. Zij werd in 1799 door de Fransen vanwege haar felle Oranje-gezindheid gefussilleerd.

[HAR.roemer]
De stam van de roemer 'in situ' en de gerestaureerde roemer

In de gracht voor de poort werd een enorme vondstconcentratie aangetroffen. De stam van een roemer (wijnglas) was intact gebleven. Van de cuppa werden een aantal kleine scherfjes gevonden, waarna besloten werd de omliggende grond te zeven. Uit de 35 scherfjes die op deze manier nog gevonden werden, kon vrijwel de hele cuppa in elkaar gezet worden.
Het gaat om een laat type roemer, met een gesloten cuppa. De oudere typen hebben een open verbinding met de stam, de zogenaamde 'doorlopers'. De Harrevelde roemer hoort thuis in de periode 1750-1800.

[HAR.muil]
Zo wordt de muil in de grachtbodem aangetroffen

Door het zure, zuurstofarme en altijd natte milieu in de grachtbodem zijn ook vergankelijke materialen bewaard gebleven. Naast hout en wat textiel gaat het hierbij vooral om leer. Zo konden in drie schoentypen achterhaald worden. Eén daarvan was deze muil uit het begin van de 18e eeuw.

 

 


Reconstructie van de havezate Harreveld

Naar aanleiding van alle resultaten van het onderzoek, uit archief en uit de grond, kan antwoord worden gegeven op de vraag: "Hoe heeft de havezate Harreveld er nou eigenlijk uitgezien?" De opbouw is vrij klassiek. Het terrein was omgeven door een gracht die bijna 10 meter breed is geweest. Het geheel werd door een tussengracht in twee stukken gedeeld: het voorterrein en het hoofdterrein. Vanaf de weg van Lichtenvoorde naar Zieuwent kon het voorterrein van de havezate via een toegangspoort betreden worden. Op het voorterrein stonden de woningen van zes van de acht horige boeren die binnen de gracht onder de bescherming van hun heer leven. Om op het hoofdterrein te komen moest de brug over de tussengracht overgestoken worden. Deze tweede poort waarborgde de veiligheid van het hoofdterrein. De poort bestond uit twee verdiepingen: op de begane grond de doorgang met daarboven de poortkamer. Aan de zuidzijde van de poort bevond zich een traptoren. De daken van de toren, de poort en een bijgebouw waren belegd met leisteen. Wanneer de tweede poort was gepasseerd, was men op de binnenplaats aangekomen. Meteen links achter de poort was hier de waterput te vinden. Via een binnenplaats kon men het hoofdgebouw bereiken. In de achtergevel hebben waarschijnlijk zandstenen kruiskozijnen met glas-in-loodramen gezeten. Aan de zijkant van het huis was vermoedelijk het raam of de stortkoker van de keuken te vinden. Het hoofdterrein werd door een dwarsgracht in tweeën gedeeld. Via twee bruggen kon het zuidelijke 'eilandje' bereikt worden. De gracht was alleen aan de binnenzijde beschoeid. De eikehouten planken werden op hun plaats gehouden door palen die om de twee meter tegen de beschoeiing waren gezet.

[HAR.3d reconstructie]
3-dimensionale reconstructie van de havezate Harreveld

Omgeven door een gracht, beschermd door poorten en vrij dikke muren en bewoners van adel. In Harreveld heeft zonder meer een aanzienlijk huis gestaan. In vergelijking met versterkte huizen in de rest van Nederland blijkt dat er, wat betreft de havezate Harreveld, sprake is van een huis met voornamelijk een woonfunctie. Deze is uitgebreid met aspecten die de havezate niet meer dan redelijk verdedigbaar maken. Wanneer het huis Harreveld vergeleken wordt met een kasteel dan zijn de muren zonder meer te dun en zijn de grachten te smal. De havezate is, in eerste instantie, ook niet gebouwd om goed verdedigbaar te zijn tegen aanvallen. Het heeft in deze streken veel meer een symbolische waarde gehad. Dit gegeven blijkt overigens voor veel versterkte huizen in het oosten van Nederland op te gaan.

Door middel van een zogenaamd 3D (3-dimensionaal) programma bestaat de mogelijkheid echt een plaatje van het huis Harreveld door de computer te laten berekenen. De omtrekken van de gracht en de bebouwing worden op deze manier weergegeven. De plaats en het uiterlijk van ramen en deuren zijn niet precies bekend en hieraan is daarom geen gestalte gegeven.
Deze vrijheid heeft zich kunstschilder en werkgroepslid Paul Wieggers wel genomen. Zijn interpretatie van de havezate ziet u hieronder.

[HAR.aquarel]
Impressie van de havezate in aquarel en pen door Paul Wieggers

 


Harreveld doorgrond, de publicatie

De lokatie van het meest grootschalige projekt dat de AWL in haar bestaan onder handen heeft gehad moet in het kerkdorp Harreveld worden gezocht.
De neerslag van dit historisch-archeologisch onderzoek 'naar eene olde haevesaete' is in oktober 1994 in boekvorm verschenen.

In december 1991 werd bekend dat het oude internaat in Harreveld, na jaren van leegstand en verschillende branden, gesloopt zal worden.
De neo-gotische internaatsgebouwen staan op historische grond. Binnen de grachten, die tegenwoordig het terrein omgeven, heeft eens de havezate of wel het huis Harreveld gestaan. Het huidige dorp Harreveld vindt zijn oorsprong in de havezate met de boerderijen, die er omheen lagen. Diverse adellijke families hebben er gewoond, maar ook priesters vonden er in roerige tijden een schuilplaats en konden vanuit de havezate hun geloof verkondigen.
Wanneer duidelijk wordt dat bij de sloop en de voorgenomen nieuwbouw grote grondmassa's zullen worden verzet, is dat voor de Archeologische Werkgroep Lichtenvoorde reden genoeg om tot actie over te gaan. Dit om te voorkomen dat de informatie die in de grond ligt opgeslagen, het 'bodemarchief ', definitief verloren gaat.
Tijdens de opgraving wordt ons door de heer M.A.C. de Beer, algemeen directeur van Jongerenhuis Harreveld, gevraagd of de bevindingen van de onderzoeken in boekvorm kunnen worden uitgegeven. Het boek zou dan moeten verschijnen ter gelegenheid van de officiële opening van de justitiële behandelinrichting 't Anker, waarvoor men op dat moment de bouwput aan het uitgraven is. Hierdoor wordt ons de mogelijkheid geboden om nieuwe vondsten uit archieven over de geschiedenis van Harreveld te publiceren. Tegelijkertijd zou voor het eerst een uitgebreid Achterhoeks vondstcomplex worden vastgelegd. Deze kans hebben we niet voorbij laten gaan.

'Harreveld doorgrond, historisch onderzoek naar 'eene olde haevesaete', is opgesplitst in drie delen.
In deel I is de historie van de behuizing binnen de gracht beschreven. Hoewel de meeste nadruk is gelegd op de geschiedenis van het huis Harreveld en zijn bewoners, komt ook de latere periode van klooster tot behandelinrichting aan de orde.

[HAR.Goossen & Ursula]
Goossen van Raesvelt (?-1614) en Ursula van Middachten (1570-1643)

De publikaties van de heer Th.A.M. Thielen over Harreveld vormden een uitstekende basis.
Daarnaast is er in diverse archieven en literatuur veel nieuw, aanvullend materiaal gevonden. Een belangrijke vondst was een inventarislijst uit 1798 van de goederen, welke zich toen op het huis Harreveld bevonden. De toenmalige bewoners Judith van Dorth en haar broer Toon hadden zich door de jaren heen behoorlijk in de schulden gewerkt. De schuldeisers, waaronder de familie Van Heeckeren van de Wiersse, hadden er bij de richter Van der Meer de Walcheren van Lichtenvoorde op aangedrongen tot veiling van de roerende goederen over te gaan.
In augustus 1798 vond deze veiling plaats. Onder de kopers waren niet alleen inwoners uit Lichtenvoorde maar ook uit Aalten en Varsseveld. Steven Schaars uit Aalten kocht een 'buroo glad hout' voor de prijs van vijftig gulden. Dit was één van de duurdere spullen. Voor elf stuivers kwam Bart Leveman uit Lichtenvoorde in het bezit van een aantal 'moesevallen'.
Ook de complete inventaris van de boekenkast van de Van Dorths is vermeld. Van de ongeveer negentig boeken gaan er veel over politiek, maar ook in godsdienstige zaken en het onderhoud van tuinen waren ze geïnteresseerd.
De complete inventarislijst, die tien pagina's beslaat, is als bijlage in het boek opgenomen.

In deel II wordt de gang van zaken tijdens de archeologische opgraving gedurende de sloop en het uitgraven van de bouwput op het terrein geschetst. Bij het eigenlijke graafwerk werd de Archeologische Werkgroep Lichtenvoorde bijgestaan door leden van de Stichting Archeologische Werkgroep Groenlo en van de Werkgroep Archeologie van de A.D.W. (Aalten, Dinxperlo en Wisch). Zij brachten heel wat uurtjes met ons in de Harreveldse modder door.

[HAR.traptoren]
Het vrijleggen en inmeten van de traptoren

De Harreveldse gracht heeft een grote hoeveelheid vondsten prijsgegeven. Zo wordt achtereenvolgens het aardewerk, het glas, de kleipijpen, het leer, de houtvondsten, de textielresten, het metaal en het bouwmateriaal beschreven. Drs. F. Laarman en de heer R. de Man, beiden verbonden aan de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (R.O.B.), onderzochten en beschreven respectievelijk het botmateriaal en de plantaardige resten die tevoorschijn kwamen uit de Harreveldse gracht. Daarnaast hebben bij de determinatie en beschrijving van de vondsten vele vakmensen en beroepsarcheologen hun medewerking verleend.
Door het op deze manier vastleggen van de bodemvondsten die aan het daglicht kwamen tijdens de opgraving is een catalogus ontstaan. Deze geeft een beeld van vondsten die enerzijds veelal karakteristiek zijn voor de Achterhoek en anderzijds een afspiegeling zijn van het leven op een havezate.

Tenslotte wordt in deel III, door het combineren van de resultaten van het archiefonderzoek en de opgraving, een beeld gevormd van het huis, de bewoners en hun dagelijkse leven op een plek die zo nauw verbonden is met het Harreveld van toen en nu.
Zo kunnen een aantal vondsten toegewezen worden aan toenmalige bewoners/eigenaren van de havezate. Aan de hand van de inventarislijst uit 1798 wordt duidelijk wat zich op dat moment op de havezate bevond en wat daarvan teruggevonden is tijdens de opgraving in de gracht. Met behulp van de opgravingsresultaten in combinatie met de kaart van landmeter Jan van Lindt uit circa 1650 is een reconstructie van de havezate gemaakt. Alle gegevens zijn in de computer ingevoerd en met behulp van een zogenaamd 3-D (3-dimensionaal) programma is een beeld van de havezate door de computer berekend.
Het op deze manier totstandgekomen 'plaatje' vormt de afsluiting van een tijd van intensief archief- en bodemonderzoek naar een stukje vervlogen, bewogen Harrevelds verleden.

 

Godfried Nijs
Hermine Manschot-Tijdink

(Dit artikel is in gewijzigde vorm gepubliceerd in 'de Lichte Voorde' nr.29)

 


Harreveld doorgrond -wordt vervolgd-
beschoeiing en gracht voorhof havezate (1994)

Vlak voor de opening van justitiële behandelinrichting 't Anker in Harreveld werd in september 1994 de beschoeiing van de gracht vernieuwd. Daarnaast werd de brug, die voorheen toegang gaf tot het internaat, afgebroken en werd de gracht ter plekke verbreed. Deze werkzaamheden werden met belangstelling gevolgd door de Archeologische Werkgroep Lichtenvoorde.
In de periode 1992-1993 zijn op het terrein door de AWL uitgebreide opgravingen uitgevoerd, waardoor we ons nu een beeld kunnen vormen van de havezate Harreveld(1). De puzzel is echter verre van compleet. Daarom wordt elke kans om meer informatie op te doen met beide handen aangegrepen. Met name in de buurt van de brug zouden de restanten te vinden moeten zijn van de poort die eens toegang gaf tot het voorterrein van de havezate. Naar deze poort is in de herfst van 1992 onderzoek gedaan. De gegraven proefsleuven leverden toen echter niets meer op dan een dikke puinlaag.

Als voorbereiding voor de aanleg van de nieuwe beschoeiing werd een gedeelte van de gracht afgedamd en drooggepompt. Na de sloop van de brug werd begonnen met het verbreden van de gracht. Hierbij werden gedeelten van de oude beschoeiing van de havezate aangetroffen en ingemeten. Een groot aantal palen en planken waren door de graafmachines op de wal terecht gekomen. Slechts vier beschoeiingspalen van de voorhof stonden nog op hun orginele plaats. Toch kon aan de hand van deze palen de loop van de beschoeiing worden achterhaald.
Resten van de toegangspoort werden ook bij dit onderzoek niet aangetroffen. We mogen aannemen dat men bij de sloop zeer rigoureus te werk is gegaan en dat de poort tot in de grond geslecht is.

De vondsten
Over een breedte van enkele tientallen meters komt tussen de te vervangen beschoeiing en die van de voorhof de grachtbodem van de havezate aan de oppervlakte. Vanwege de beperkte tijd zijn er tijdens het onderzoek maar enkele vondsten gedaan. Een handgeknepen voet van een steengoed kan uit het Duitste Siegburg kan in het midden van de 15e eeuw gedateerd worden. Een dergelijke kan kwam ook aan het daglicht in put 3(2). Uit deze put kwamen opvallend veel vondsten uit de beginperiode van de havezate. Het zou kunnen zijn dat hier in de buurt de oorsprong van de havezate gezocht moet worden, maar dan met een beperktere omvang. Deze vondst uit de gracht bij het voorhof onderschrijft deze theorie echter niet: de gracht was hier blijkbaar al in de eerste helft van de 15e eeuw aangelegd. Dat betekent dat het grondplan al vanaf de begintijd hetzelfde is zoals Jan van Lindt de havezate weergaf op een kaart uit het midden van de 17e eeuw(3).
Naast een wandfragment van een Westerwald bierpul uit de 17e eeuw komen de fragmenten van twee grapen uit de gracht tevoorschijn. Dit zijn kookpotjes op drie pootjes. Dergelijke grapen zijn eerder op het terrein gevonden: uit put 4 en 5M kwamen vergelijkbare voorbeelden die alleen in formaat van elkaar verschillen(4). De nu aangetroffen fragmenten zijn van een nog een slag kleinere grape, zodat inmiddels drie verschillende formaten bekend zijn. De herkomst moet in het Duitse Ochtrup gezocht worden.
Ook uit Ochtrup is de spiegel (het middendeel) van een bord van roodbakkend aardewerk. Deze borden werden vaak voor de sier gebruikt. Het bord, waarvan aleen een fragment bewaard is gebleven, heeft waarschijnlijk ooit een wand gesierd. Hiertoe is op vrij brute wijze met een spijker twee gaatjes door de spiegel van het bord geslagen. Met behulp van een touwtje was het daardoor op te hangen. Als datering geldt de eerste helft van de 18e eeuw.
Uit de gracht komt ten slotte het blad van een eikenhouten schop tevoorschijn. Gebruiksvoorwerpen van hout kwamen in het huishouden van vroeger veelvuldig voor. Toch behoren houten voorwerpen bij opgravingen tot de zeldzame vondsten. Afgedankt hout verdween in de kachel en wanneer het al in de grond kwam was het binnen de kortste keren verrot. Alleen onder speciale omstandigheden, zoals heersen in het altijd natte, zuurstofarme en zure milieu van een grachtbodem, kan hout bewaard blijven. Qua vorm zou het bij deze vondst kunnen gaan om een zogenaamde 'oplegger', gebruikt bij het turf steken. Het schopblad heeft de vorm en de afmetingen van een turf. De houten schop was een veel gebruikt alternatief voor een veel duurder exemplaar met een metalen blad. Om de duurzaamheid te verhogen is het onderste deel versterkt met ijzerblik. De steel blijkt van wilgehout te zijn gemaakt(5). Met name de veerkracht maakt deze houtsoort zeer geschikt om er stelen van te maken. Daarnaast is de kromming van de steel door de groeiwijze van de wilg op natuurlijke wijze aanwezig(6). Als datering wordt de periode van 1500 tot 1700 aangehouden. Het lijkt aannemelijk dat ooit, bijvoorbeeld tijdens het opschonen van de gracht, een steel gebroken is en het blad van de schop in de gracht bij het voorhof van de havezate Harreveld is achtergebleven.

Namens de Archeologische Werkgroep Lichtenvoorde,

Godfried Nijs

 

NOTEN
(1) De bevindingen uit archief en bodem hebben hun neerslag gevonden in de publicatie 'Harreveld doorgrond,
Historisch-archeologisch onderzoek naar 'eene olde haevesaete'.
(2) Nijs, 1994, afb. 43.
(3) Manschot-Tijdink, afb. 2.
(4) Nijs, 1994, afb. 74.
(5) Houtdeterminatie door dr K. Bonsen.
(6) Informatie over deze vondst werd verstrekt door de heer H.J.A. Hulshof, de heer G.J.E. Halink
en de heer G.J. Weenink.

LITERATUUR
- Manschot-Tijdink, H., Het Huis Harreveld en zijn bewoners (1280-1875). In: Nijs, G. en
H. Manschot-Tijdink, Harreveld doorgrond, Historisch-archeologisch onderzoek naar
'eene olde haevesaete', Doetinchem 1994.
- Nijs, G., Harreveld in de grond. In: Nijs, G. en H. Manschot-Tijdink, Harreveld doorgrond,
Historisch-archeologisch onderzoek naar 'eene olde haevesaete', Doetinchem 1994.

BRONNEN

  • De Lichte Voorde, periodiek van de Vereniging voor Oudheidkunde te Lichtenvoorde (ISSN: 0927-6688)
  • Harreveld doorgrond, Historisch-archeologisch onderzoek naar 'eene olde havezate' (ISBN 90-73667-19-4)


© Godfried Nijs, Archeologische Werkgroep Lichtenvoorde, 3 februari 1996.
Voor het laatst bijgewerkt op: 24 november 1997, (versie 4). Dit artikel is in gewijzigde vorm gepubliceerd in 'de Lichte Voorde' nr.32
 


Opnieuw de grond in, opgraving havezathe Harreveld (1996 - 1997)


Vooraf
Al in 1994, bij de opening van justitiële behandelinrichting 't Anker in Harreveld, was er sprake dat het gebouw ooit met een vierde vleugel uitgebreid zou worden. Deze bouwactiviteiten zijn voor december van dit jaar gepland.
De Archeologische Werkgroep Lichtenvoorde (onderdeel van de Vereniging voor Oudheidkunde te Lichtenvoorde) volgt de bouwplannen op dit historische terrein met meer normale belangstelling. De opgraving en het archiefonderzoek voorafgaande aan de opening van 't Anker resulteerde in een vrij nauwgezet beeld van het kasteeltje dat eens op deze plek stond. Een en ander leidde tot de publikatie Harreveld doorgrond, historisch-archeologisch onderzoek naar 'eene olde haevesaete'.

[opgraving HAR.II]
Op de reconstructie is de opgraving met een pijl aangegeven.

In goed overleg met Frentropstichting (de grondeigenaar) en de provinciaal archeoloog, gaat op de plek van de nieuwbouw op woensdag 10 juli 1996 de eerste schop de grond in. De firma Dusseldorp heeft die middag een kraan beschikbaar gesteld. Al snel wordt de grachtbodem aangetroffen en 12 meter muurwerk blootgelegd. Aan de hand van de gebruikte baksteen wordt duidelijk dat we te maken hebben met bebouwing die eens onderdeel uitmaakte van de havezate. Er worden dikke eikenhouten palen gevonden aan de binnenzijde- maar vooral aan de buitenzijde van het muurwerk. Het gaat hier waarschijnlijk om een versteviging van de fundatie. Alleen 'om de hoek' is een beschoeiing aangetroffen.

[HAR.II put 7E,F en G]
Het schoonmaken van het muurwerk en het troffelen in de gracht.

Vondsten uit de gracht
De gracht is eeuwenlang als afvalvat gebruikt. Naast slachtafval worden ook botanische resten (o.a. eikels, beukennootjes, kersen- en perzikpitten) gevonden. Dit materiaal zal door experts van de ROB worden onderzocht.

[roemer]
Roemer met gladde noppen (datering 1625-1675)

Een greep uit de andere vondsten: fragmenten van een leren schoen van een type dat nog niet eerder op Hareveld is aangetroffen, een groot gedeelte van een steengoed veldfles (1550-1650), een ivoren luizenkam, een koperen speld, een pistoletkogel, zandstenen bouwfragmenten (met name van raamkozijnen), glas-in-lood, een mes met houten heft. Verder behoren tot de opvallende vondsten een kruisboogpijlpunt (1400-1450) en een zgn. vierpas-vensterglas uit het einde van de 16e eeuw met een gedeeltelijk bewaard gebleven gebrandschilderde tekst. Veertig glasscherven konden worden samengevoegd tot een roemer met gladde noppen (1625-1675).

[Westerwaldkan]
Op de centrale applique van deze rijkversierde Westerwald kan is de zondeval en de verdrijving van Adam en Eva uit het paradijs weergegeven (datering 1575-1625)

Opvallend is dat tot nu toe nog geen enkele creamware-scherf gevonden is. Tijdens de voorgaande opgraving is hiervan vrij veel gevonden. De jongste goed dateerbare vondsten stammen uit de periode 1700-1750. Het ontbreken van eind 18de-eeuwse vondsten (o.a. creamware) suggereren dat dit gedeelte van de gracht in die tijd al gedempt was.
Na documentatie en eventuele conservering/restauratie zullen de bodemvondsten een plaats vinden in de permanente vitrine van ‘t Kempken, het dorpshuis van Harreveld.

 

In de pre-historie hielen zich al mensen in Harreveld op...

[HAR.II boortje]
Het vuurstenen boortje in situ en schaal 1:1

Achter het muurwerk tekent zich in het profiel een 'zandkopje' af. Dit zand is na de laatste ijstijd afgezet. In de gracht, tussen het bouwpuin, wordt een vuurstenen boortje gevonden. Het werktuigje is met het gele zand tijdens de sloop van de havezate in de gracht beland. Een aantal afslagen worden in het zandkopje in situ gevonden. Inmiddels hebben Peter Schut (ROB), Willem Doodeheefver en Jos Deeben (ROB) het vuursteenmateriaal bekeken. Ze dateren ze in de periode van 9.000 tot 11.000 jaar voor Christus. De werktuigjes worden toegeschreven aan de Tjonger-cultuur. Het gaat hierbij in ieder geval om de vroegste tekenen van menselijke activiteit in een archeologische context in de gemeente Lichtenvoorde.
Vooraf werd aangenomen dat de eerste mensen zich rond de 14de eeuw in Harreveld vestigden. Uit deze vondsten blijken zich al duizenden jaren eerder mensen in directe omgeving hebben opgehouden. De reden dat juist hier in het begin van de 15de eeuw een kasteeltje werd gebouwd is dezelfde waarom in de pre-historische mens deze plek uitkoos voor zijn (tijdelijke) jagerskamp: een natuurlijke verhoging in het landschap.
Er zijn meer aanwijzingen gevonden die een eerdere bewoning op deze plek suggereren. Zo werden in het zandkopje een aantal paalsporen gevonden die zeker dateren voor de bouw van de havezate. Daarnaast zijn er scherven gevonden van kogelpotaardewerk en grofwandig steengoed die thuis horen in de 13de/14de eeuw, dus ruim voor de stichting van de havezate.

[paalsporen]
Paalsporen in het zandkopje

Vervolg
Dhr. Van Straalen (RDMZ) en drs. Bosman (provinciaal archeoloog) hebben inmiddels de opgraving bezocht. Eind augustus is met behulp van een graafmachine het muurwerk verder gevolgd en het zandkopje ontgraven. Bij het vrijleggen van de beschoeiing werd een rijkversierde Westerwaldkan gevonden (datering rond 1600). In hetzelfde vlak werd (alweer) een vuurstenen spits aangetroffen. De nieuwe opgravingsput beslaat zo'n 100m2.

[schaven]
Tijdens het schaven van het vlak in het zandkopje worden paalsporen zichtbaar

Op 26 oktober is begonnen met het in kleinere vakken opgraven van het zandkopje. Het vrijkomende zand is grotendeels gezeefd.
Het meeste vuursteenmateriaal is echter gevonden in een grijze laag van scherp zand. Wellicht gaat het hier om een spoellaag. Er zijn in totaal al zo'n 80 vuursteenfragmenten tijdens de opgraving gevonden.
Ook kwamen tijdens het graven binnen de bebouwing weer vondsten te voorschijn die moeten stammen van voor de bouw van de havezate. Een gedeelte van een kan van ruwwandig steengoed wordt voorlopig in de 13e eeuw geplaatst. Het meest overtuigende bewijs van bewoning voor het onstaan van het kasteeltje is wel de vondst van een afgebrande paalstomp die is opgenomen in het muurwerk van de havezate. Men moet deze paal zijn tegengekomen tijdens de bouw van de havezate.

[paal]
Een afgebrandde paalstomp, opgenomen in het muurwerk van de havezate

Een tweetal eikenhouten palen is geborgen voor dendrochronologisch onderzoek. Aan de hand van jaarringenonderzoek, uitgevoerd door de Stichting RING, zal getracht worden de houtmonsters te dateren. Dit onderzoek is financieël mogelijk gemaakt door de Frentropstichting, de grondeigenaar.
Het muurwerk, de grondsporen en de paalresten zijn ingetekend en gewaterpast. Ook is het oostelijke profiel ingemeten en getekend.
Op 15 december 1996 is de opgraving afgesloten. Met de aannemer die het grondwerk zal verrichten zijn afspraken gemaakt, zodat ook tijdens dit werk archeologische waarnemingen kunnen worden verricht.

[HAR2.put 7P]

Afsluiting Opgraving Harreveld II (oktober 1997)

Tijdens het uitgraven van de bouwput ten behoeve van de uitbreiding van 't Anker in Harreveld kon het al eerder aangetroffen muurwerk verder vervolgd en ingemeten worden.
Helaas moest ook deze fundatie van het Achterhoekse kasteeltje wijken voor de nieuwbouw. Tijdens dit werk bleek dat er een zware houtconstructie in het muurwerk opgenomen was. Omdat duidelijk is geworden dat het 16e-eeuwse muurwerk gebouwd is in een 15e-eeuwse (gedempte) gracht wordt deze houtconstructie gezien als een extra fundering van het muurwerk.
Met deze laatste activiteit heeft de AWL opgraving Harreveld II afgesloten. Nu kan gewerkt worden aan de definitieve beschrijving en interpretatie van het gevondene...
 


© Godfried Nijs, Archeologische Werkgroep Lichtenvoorde, 7 januari 1996.
Voor het laatst bijgewerkt op: 2 januari 2000, (versie 6).



Publicatie 'Opnieuw de grond in' aanvullend archeologisch onderzoek havezate Harreveld'

Op donderdag 28 oktober 1999 werd het eerste exemplaar van 'Opnieuw de grond in' aanvullend archeologisch onderzoek havezate Harreveld' aangeboden.
Het boekwerk doet verslag van de archeologische ontdekkingen tijdens de nieuwbouw van 't Anker, op de plaats van de voormalige havezate Harreveld.
Vondsten van metaal, aardewerk, glas, hout en leer worden beschreven en afgebeeld. Een apart hoofdstuk is gewijd aan de vuursteenvondsten die bewezen dat er, duizenden jaren voordat er sprake was van een kasteeltje, op deze plek al mensen vertoefd hebben. Daarnaast zijn er hoofdstukken geschreven door drs F.J. Laarman en K. Haninnen over resp. het botmateriaal en de botanische resten.
Het boek wordt afgeloten met een uitgebreid hoofdstuk over de interpretatie van de vondsten.